‘Bij’ bijenman Piet kun je terecht voor heerlijke honing

Imker Piet / foto James Silwa

In Bergpolder, grenzend aan de Schieweg, woont Piet: een imker in hart en nieren. Hij staat bijna elke zaterdag op de oogstmarkt op het Noordplein waar hij honing en wasproducten, zoals kaarsen, verkoopt. Het aantal bijenvolken is in de laatste jaren echter drastisch afgenomen. Kan deze trend worden teruggedraaid?

In een bosrijke gemeenschappelijke tuin achter de woning van Piet staan zijn bijenkasten. Zijn bijen leven verscholen tussen de imposante kastanjebomen. “Ik heb zaailingen van deze bomen geplukt in Duivelsbergen bij Nijmegen. Dit zijn dezelfde soort bomen die 2000 jaar geleden door de Romeinen werden geplant”, vertelt Piet trots. Piet houdt zijn tuin graag natuurlijk, vandaar de wilde uitstraling. Hij imkert al sinds de jaren negentig met veel plezier en toewijding. Hij deed ook jarenlange ervaring op in een hommelkwekerij.

Een minimalistische aanpak
Terwijl ik foto’s maak, vliegen de bijen onbekommerd om mij heen. “Zolang je rustig blijft, gebeurt er niets”, zegt Piet. Hij werkt nooit in een imkerpak. De bijen kennen Piet goed, waardoor hij zelden wordt gestoken. Hij werkt in zijn normale kloffie en een hoed, zodat de bijen niet in zijn haren belanden. Piet imkert voorzichtig, want als je een bijtje plet ontstaat er onrust en loop je een grotere kans om gestoken te worden. ‘Werk je met rook?’, vraag ik terwijl ik mijn lens op een cluster bijen focus. “Zonder rook is het geen doen. Ik werk met een sigaretje; bij rook denken de bijen dat er brand is en zuigen ze zoveel mogelijk honing op voordat ze evacueren. Zo heb ik vrij spel om in de kast te werken.” 

In de maand april groeit een bijenvolk van kleinst naar grootst. “Na één maand is het werk geleverd, en gaan ze nieuwe koninginnen aanmaken”, legt Piet uit. Het verschil tussen een goed en slecht volk hangt af van de koningin. “Tijdens de bruidsvlucht vliegt ze uit om met een dar te paren. Als ze dan kruist met een fout mannetje krijg je een slecht volk in de bijenkast die geen mijten wegpoetsen. Foute darren geven dus geen ‘poetsgedrag genen’ door. In goede volken zijn er dus geen mijtenplagen.”

Natuurlijke predatoren
Piet heeft de bijenkasten gebouwd uit afvalhout. In de laatste jaren is zijn productiviteit als imker wel afgenomen. “Voorheen had ik altijd gemiddeld 20 productiekasten. Dat zijn er in de laatste jaren nog maar acht”, vertelt Piet op een stoïcijnse toon. “Dit ligt aan de grote bijensterfte als gevolg van giftige bestrijdingsmiddelen.” 

Ik vroeg Piet wat hij graag wil overbrengen aan de lezers. “We zijn te kortzichtig”, antwoordt hij. “Het bestrijden van de ‘varroamijt’, een parasiet uit India, heeft grotere problemen veroorzaakt dan geanticipeerd. Door te bestrijden met gifstoffen is de meerderheid van de bijenvolken omgekomen. Imkers moeten dus stoppen met het behandelen van die mijt met gifstoffen en als gevolg daarvan helaas een paar slechte jaren doormaken.”

De kennis van Piet op het gebied van insecten lijkt onuitputtelijk. Hij blijft onderzoek doen naar poetsgedrag tegen varroamijten en het aantrekken van predatoren tegen deze mijten.

Een riant bijenhotel
Piet neemt mij mee langs een modderig pad richting zijn werkplaats achterin de tuin, waar een paar bescheiden bijenkasten staan. Piet verklaart: “Als een volk tijdens de zwermperiode groot genoeg is, vertrekken meerdere zwermen met de oude koningin of enkele jonge koninginnen die om de troon gaan vechten. Iedere keer als een zwerm vertrekt blijft nog maar de helft over.” 

Hij maakt kunstraat van eigen gifloze was die ervoor zorgt dat de raten niet aan elkaar vast komen te zitten. Van het restant aan was worden kaarsen gemaakt.

Voordat Piet 400 kilogram honing gaat potten voor de oogstmarkt laat hij nog het bijenhotel zien dat hij heeft gebouwd aan de Gordelweg. Van dit hotel wordt menig bij hartstikke blij.

Tot slot vraag ik aan Piet wat wij als consumenten kunnen doen? De boodschap van Piet is duidelijk: “Koop zoveel mogelijk lokale honing.”