Wie in Rotterdam woont, ervaart het zelf: Rotterdam verandert snel. De stad groeit en het aantal inwoners ook. Alle Rotterdammers moeten hier goed kunnen leven, wonen, werken, leren, bewegen en recreëren. Daarom maakt de Gemeente de omgevingsvisie. De omgevingsvisie is een plan voor de fysieke leefomgeving en beschrijft hoe de stad er in de toekomst uit gaat zien.
Afgelopen maand lag de omgevingsvisie voor in de gemeenteraad. Zowel AVVN, de overkoepelende organisatie van Volkstuinverenigingen in Nederland als een volkstuinder van VTV Blijdorp kregen spreektijd.
In Rotterdam zijn 25 volkstuinverenigingen aangesloten bij de AVVN. ‘Ooit,” zo betoogt de vertegenwoordiger van de AVVN, “waren de tuinverenigingen bedoeld voor armoedebestrijding. Je ging naar je tuin in plaats van naar de kroeg. Je gaf dan geen geld uit en bespaarde tegelijk op je boodschappen met de oogst uit de tuin. Maar volkstuinen hebben een heel andere relevantie gekregen, eentje die aansluit bij de omgevingsvisie van de stad: ze zijn compact, circulair, productief, inclusief en gezond. Als je de omgevingsvisie leest denk je laat ze een volkstuin oprichten, maar ze zijn er al! Volkstuinen bieden een plek aan mensen van zeer verschillende afkomst, opleiding en werkzaamheden. Hier kan de hovenier de advocaat een lesje leren.”
Ook biodiversiteit wordt aangedragen als belangrijk voor grootstedelijke ontwikkeling evenals klimaatadaptatie. Het educatieve aspect van volkstuinen is van belang, steeds meer mensen willen weten waar hun eten vandaan komt. Jonge gezinnen met jonge kinderen willen dat ook hun kinderen zien en beleven hoe he is om iets te zien groeien dat ons weer voedt. Zijn vraag is dan ook waarom de AVVN niet betrokken is geweest bij de ontwikkeling van de omgevingsvisie.
Dat is direct ook de vraag van de voorzitter van VTV Blijdorp, de tweede inspreker van de avond. Met elkaar vormen de volkstuinen een groene long nabij het centrum van de stad. Voor iedereen bereikbaar om te recreëren, tuinieren en als wandelgebied. De tuinen geven antwoord op complexe vraagstukken als biodiversiteit en bewegings- en ademruime worden groter in een compacte stad.
“In de meer dan driekwart eeuw van het bestaan van de tuincomplexen is er een rijk ecosysteem ontstaan. De tuinen worden veelal ecologisch onderhouden, terwijl het gemeentelijk groen wordt bepaald door het kostenplaatje. Door de complexen met elkaar te verbinden heb je het grootste stadspark van Rotterdam gerealiseerd, zonder dat de gemeente diep in de buidel hoeft te tasten: Stadspark West. Op deze manier wordt het grootste gedeelte van het onderhoud gerealiseerd door de volkstuinders zelf, die met de natuur werken en er niet tegenin. Samen met de gemeente kunnen mogelijkheden bekeken en gerealiseerd worden. Bijvoorbeeld fiets- en wandelpaden maar ook wadi’s voor wateropvang, de groene verbinding zorgt optimaal voor biodiversiteit en een groen connectie verbindt.”
Dit is dan ook een oproep aan de gemeente: Denk vanuit de kwaliteit van bestaande gegevens, en stop met het ontwikkelen van nieuwe plannen voor iets wat al bestaat. Bij de ontwikkeling van de omgevingsvisie zijn de VTV’s niet in kaart gebracht, er is niet geëvalueerd hoe je dit gegeven creatief in het plan kan opnemen. “In wat voor stad wil je haar bewoners laten wonen? Ga je uit van het minimum van 70 m2 woonoppervlak of moet onze leefomgeving iets ruimer zijn. De pandemie geeft hier antwoord op, er is meer nodig. Hoe ga je de stad ontwikkelen met natuur en niet tegen natuur. Volkstuinen op een dak, ja kan! Maar beter zonnepanelen en waterberging, dat is een stuk logischer. Parken zijn enorm saai, dat mensen samen een ecologische tuin onderhouden is uniek.”
Een prachtig betoog dat het verdient om opgevolgd te worden!