Begin februari opende aan de Walenburgerweg 33 een noodopvanglocatie haar deuren voor 35 alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De Wijkkrant ging naar de open dag voor omwonenden en sprak met Gesrow, de locatiemanager en ervaringsdeskundige.
“Ik ben zelf met mijn ouders vanuit Afghanistan naar Nederland gevlucht. In Nederland heb ik rechten gestudeerd en 7 jaar als advocaat in Amsterdam gewerkt. Samen met twee andere ervaringsdeskundigen en ons team hebben we deze noodopvanglocatie tot een fijne plek voor jongeren gemaakt. Deze jongeren zijn zonder ouders naar Nederland gevlucht. Naast school is er hier dagbesteding, een PlayStation en een aantal computers met wifi. Er zijn twee-, drie- en vierpersoonskamers met voor iedereen een locker, twee huiskamers, meerdere douches en toiletten.”
Vrienden worden
“Deze locatie is de eerste landlocatie in Rotterdam, de andere AZC’s in Rotterdam zijn op schepen. We hebben gevraagd om jongeren tussen de 15 en 16 jaar, zij kunnen langere tijd bij ons verblijven en samen een band opbouwen. Met 17 jaar en zes maanden stromen ze door naar een regulier AZC. Deze locatie heeft het COA samen met Zorg & Perspectief opgezet. De jongeren worden getest om te zien welk onderwijs voor hen geschikt is, want ze zijn in Nederland leerplichtig. Een gedragswetenschapper maakt een begeleidingsplan, wat hebben ze meegemaakt, wat hebben ze nodig?”
Veilige plek
“Twee keer per week gaan we zaalvoetballen en twee keer is er een andere vorm van dagbesteding die georganiseerd wordt door Netwerk Nieuw Rotterdam. De eerste vier tot zes weken, als de jongeren worden aangemeld op de verschillende scholen, krijgen de jongeren Nederlandse les in een lokaal hier in de opvang. Stichting NIDOS regelt de voogden, die met ze meegaan naar verschillende gesprekken. Er is hier in huis 24-uurs begeleiding en toezicht. De jongeren kunnen een band opbouwen met de wijk en hopelijk iets terug doen voor de wijk waar ze welkom worden geheten, we willen niet dat ze doelloos gaan hangen. We hopen dat de jongeren zich zelfstandig genoeg ontwikkelen om zich hier staande te houden en proberen geen internaat te zijn, maar een veilige plek waar ze zich thuis voelen.”