In het spoor van Gergiev

Noëmi Bodden

Heel vaak zie ik een vrouw met een viool op haar rug door de straat fietsen. En dan ineens herken ik haar op het podium van de Doelen. Noëmi Bodden is haar naam. Ze blijkt eerste violist te zijn bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest en haar man Hans Cartigny is er hoboïst. Ze wonen inmiddels al 22 jaar in Blijdorp, lekker dichtbij het werk, op loop- en fietsafstand van de Doelen.

“Ik vind mezelf een bevoorrecht mens”, begint Noëmi Bodden haar verhaal. “Muziek ontroert me, neemt me mee naar een andere, vreedzame wereld. Ik raak daardoor los van de dagelijkse beslommeringen. Dat kan ik ook hebben met andere kunstvormen, zoals de beelden van Bernini in Rome. Die lijken wel van vloeibaar marmer.”

“Als achtjarig kind wist ik al dat ik violist wilde worden”, vertelt Noëmi. “Ik had geen voorbeeld in mijn directe omgeving, maar voelde het gewoon zo. Ik heb gestudeerd aan het conservatorium in Den Haag en Amsterdam en gewerkt bij het Radio Filharmonisch Orkest. Daar leerde ik Gergiev kennen, een bijzonder dirigent. Hij brengt muziek als verhalen en bouwt de spanning als geen ander op, hij luistert goed en hij tilt daarmee het orkest naar grote hoogtes. Toen ik Gergiev eenmaal had meegemaakt, ben ik in de gaten gaan houden waar hij nog meer dirigeerde. In Rotterdam dus! Ik heb proef gespeeld bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest (RPhO) en ben er in 1993 aangenomen. Er zit veel passie in dit orkest en diezelfde passie voor muziek herken ik bij mijzelf. Als een collega iets beter of mooier kan, dan wil ik daar niet voor onderdoen, zo stimuleren we elkaar en komen tot steeds betere prestaties.” 

“De eerste tien jaar van mijn loopbaan moest ik veel nieuw repertoire instuderen.” Noëmi legt uit dat ze aantekeningen maakt op haar partijen over de manier waarop ze een stuk gespeeld heeft, dan is het later opnieuw instuderen een stuk gemakkelijker. Ze heeft inmiddels die gespeelde orkestpartijen wel een meter hoog opgestapeld liggen. “Maar vergis je niet”, merkt ze op: “Violist in een orkest is ook gewoon werk. Net zoals topsporters dagelijks trainen, moeten ook muzikanten dagelijks een paar uur oefenen.”

“Nu, in de coronatijd, zijn er geen concerten met publiek maar nemen we elke week een livestream concert op. We doen dat vooral voor ons publiek dat we enorm missen, maar we zijn zelf natuurlijk ook heel blij dat we mogen spelen.” De onlineconcerten zijn te vinden op de website van het RPhO. Sommige zijn gratis, voor andere vraagt het RPhO een kleine bijdrage. Er komt iedere week een nieuw concert bij. “Voor de coronacrisis hadden we elke vrijdag, zaterdag en zondag een optreden, nu ben ik elk weekend vrij. Dat is wel even wennen. We hebben nu een vast weekritme van 2 dagen thuis oefenen, 2 dagen repetities in de Doelen en dan opnemen. Het klinkt misschien een beetje gek, maar we kleden ons ook voor het online optreden netjes aan in het zwart, omdat dat meteen al een ander gevoel geeft. Het went, spelen met al die camera’s om je heen. Het is vooral moeilijk om de discipline op te brengen om dagelijks thuis te oefenen zonder concerten in het vooruitzicht. Het RPhO heeft haar publiek nodig,” vertelt Noëmi. “Als alles goed gaat, gaat het als het ware zinderen in de zaal, dat geeft een collectief gevoel, iedereen ervaart het verschillend, maar het heeft iets weg van opgetild worden, heel fijn.”

Normaal gesproken, zonder corona, is het jaar ingedeeld in blokken en weken. Er zijn blokken met de eigen chef-dirigent, Lahav Shani maar ook weken met elke keer een andere dirigent. Daarmee repeteert het orkest en treedt er vervolgens mee op. Op tournee gaat het orkest altijd met de eigen chef-dirigent.

Noëmi speelt ook in kleinere samenstellingen, in kamermuziekensembles. Ze trad een paar keer op met een strijktrio bij het Vroesenpaviljoen.