Vanuit mijn grote woonkamer raam kijk ik uit op metrostation Blijdorp, een aantal winkels en de overburen. De rij voor de Albert Heijn lijkt steeds langer te worden, een aantal fietsers stoppen bij het Kaaspaleis voor de lunch en een mevrouw beëindigt haar reis met het openbaar vervoer door haar mondkapje weg te gooien. Onopvallend bekijk ik de wijkbewoners, maar ik blijk niet de enige te zijn die van mensen kijken houdt…
De overbuurman is elke dag, zittend op zijn opklapstoel, op het balkon te vinden. Weer of geen weer. Hij bekijkt de drukke winkelstraat tijdens de lunchpauze en lijkt hiervan te genieten. Vaak heeft hij een zwarte zonnebril op zijn neus, een gekleurde corduroy blouse aan en zijn zijn grijze haren netjes in model gebracht.
De man zit meestal rond het middaguur op zijn balkon en bekijkt de mensen op straat aandachtig. Het lijkt alsof de balkonuren deel uitmaken van zijn dagelijkse routine. De overbuurman doet rond drie uur ’s middags een middagdutje en ontwaakt een uur later. Soms blijft hij nog even zitten, maar wanneer de zon ondergaat besluit hij naar binnen te gaan. Hoe zal zijn leven er achter de muren van het appartement uitzien?
Een aantal weken later rijdt er een ambulance onze straat in en stopt voor de trappen van het appartement van de overbuurman. Mijn moeder en ik kijken elkaar vragend aan: “Er zal toch niks met hem gebeurd zijn?” Na een aantal spannende minuten vertrekt de ambulance met gillende sirenes. Mijn moeder en ik blijven achter met een bezorgd gevoel en hopen de overbuurman morgenmiddag weer te zien op het balkon.
De volgende dag breekt de zon door, een perfecte dag om te genieten van de lente. Afwachtend bevind ik mij op het balkon, kijkend naar de deur van de overbuurman. Gesloten lamellen, een dichte deur en geen beweging te zien. Rond drie uur ’s middags bekruipt mij een steeds bezorgder gevoel en sta ik op het punt om bij hem aan te bellen. Maar dan, een schaduw, de balkondeur die voorzichtig open gaat en de vertrouwde grijze haren van de overbuurman die schitteren in de zon. Ik voel een opluchting, omdat hij niet degene was die met de ambulance meeging. En een volgende opluchting, omdat mijn fantasie over de overbuurman kan blijven voortduren.
Roos Herselman