Elf jaar geleden werd ons op de volkstuin een kitten aangeboden. Na enige aarzeling namen we het verfrommelde diertje mee naar huis. Maar was dit het nou? Achterstevoren zat hij op de bank met z’n koppie diep in de kussens en wilde niks van ons weten.
Alles veranderde toen Ruud (naar premier Lubbers, vanwege z’n wenkbrauwen) onder een oud bureau schoot en daarbij z’n staart zwaar beschadigde. “Die moet eraf”, zei de dierenarts. “Nee, dat nooit!!!” gilden wij. Zo werd Rudi onze million dollar poes en niet voor niks, want z’n staart zit er nog steeds helemaal aan. We tobden weken met verbanden en een kap om z’n hoofd (Ruudkapje). Ondertussen was hij aan ons gewend geraakt en wij aan hem. Ruud Kazan was op wonderbaarlijke wijze weer heel.
Omdat we op een bovenhuis wonen kan Ruud niet naar buiten. Balkons zijn er wel. Vaak zit meneertje op de loggia uit te kijken over de singel. Ooit kwam Rudemans niet meteen op ons af rennen toen we thuiskwamen. Paniek!! Het keukenraam stond wijd open. In de tuin van de buren vonden we Ruud, ongedeerd. Een paar jaar later stortte hij van het voorbalkon, midden in de heg. En wederom bleek het goochelaartje niks te mankeren.
Vorige week schrok ik me wezenloos. Vanachter het raam van het huis aan de overkant keek Ruud me strak aan. Hoe kon dit? Was hij, als in Startrek, naar het huizenblok achter ons ‘gebeamd’? Na wat speurwerk lag ons manneke in de garderobekast te tukken en blijkt hij een identieke tweelingbroer te hebben die tegenover ons is komen wonen. Een paar huizen naast ons woont nog een ‘broer’. Misschien is Rudi Kazan toch gewoon Daan Doorsnee. Maar niet voor ons, hij zal altijd onze wonderboy blijven. En we hebben de balkons extra beveiligd. Je weet maar nooit.