Dr. de Visserstraat 65-207 / Abraham Kuyperlaan
W. van Tijen, Brinkman & Van der Vlugt
1932-1934
De Van Tijenflat, of Bergpolderflat ziet er op het eerste gezicht uit als een doorsnee galerijflat, waarvan er in Nederland na de oorlog massa’s zijn gebouwd. De Bergpolderflat was in 1934 niet alleen een van de eerste hoge woongebouwen van Nederland, er werden ook voor het eerst galerijen toegepast, het gebouw werd geheel als staalskelet uitgevoerd en het complex was bedoeld om arbeiders te huisvesten
Van Tijen
Het ontwerp van de Bergpolderflat is van Willem van Tijen, die samen werkte met architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt. Van Tijen was samen met Auguste Plate als oprichter van de NV Volkswoningbouw Rotterdam ook opdrachtgever. Van Tijen had twee jaar eerder de Parklaanflat ontworpen, het eerste hoge woongebouw van Rotterdam. Later zouden nog de Plaslaanflat en de Zuidpleinfalt volgen.
Veel moderne architecten waren ervan overtuigd dat hoogbouw de oplossing vormde voor het woningbouwvraagstuk. Hoogbouw was goedkoper en efficiënter te bouwen, de woningen konden gemakkelijker met licht en lucht in contact komen en de begane grond bleef vrij voor gemeenschappelijk groen.
Bovendien was het mogelijk het gebouw uit te rusten met collectieve voorzieningen, zoals een dakterras, een kinderbewaarplaats en was- en droogruimtes.
Staalskelet
Van Tijen was vooral een pionier op het gebied van rationele woningbouw en industrialisatie van de bouw. De Bergpolderflat is als staalskelet geconstrueerd, waardoor snel kon worden gebouwd. Het staalskelet werd in drie weken opgetrokken. Vele andere bouwelementen als de betonplaten van de galerijen, de balkons, de houten puien en het vaste meubilair zijn ook geprefabriceerd. De vloeren zijn van hout; om de drie verdiepingen is een brandvrije betonvloer aangebracht. De skeletbouwmethode zonder dragende wanden in de woning maakte ook een flexibele plattegrond mogelijk. De woning was door middel van schuifwanden en opklapbedden op twee manieren te gebruiken. Overdag waren de bedden in de ouderslaapkamer opgeklapt en was deze ruimte bij de woonkamer getrokken. ‘s Avonds werden de glazen schuifwanden gesloten zodat een aparte slaapkamer ontstond. Ook in de kinderslaapkamer waren opklapbedden. De woningen waren bedoeld voor tweepersoonshuishoudens en kleine gezinnen. Met nauwelijks 50 m² oppervlak waren het kleine woningen, die door deze flexibele indeling en de toepassing van kastenwanden toch comfortabel waren. Van Tijen liet twee modelwoningen inrichten door de moderne meubelfirma’s Metz en Gispen.
Architectuur
De Bergpolderflat bevat negen verdiepingen met acht identieke woningen, bereikbaar via galerijen. De architectuur van de Bergpolderflat is uiterst zakelijk en functioneel. De westgevel bestaat vrijwel geheel uit balkons, die in een stalen frame zijn opgenomen en voorzien van draadglazen balkonhekjes. De zuidgevel bestaat verder uit een eenvoudige houten pui met veel glas. De oostgevel wordt gedomineerd door de galerijen met plaatstalen borstwering. De kopgevels zijn in metselwerk uitgevoerd. Aan het eind van de galerij is een brandtrap voor de galerijgevel aangebracht. Het glazen hoofdtrappenhuis bevindt zich aan de noordgevel. De lift stopt om de andere verdieping. Op de begane grond is de entree uitgebreid met drie winkelruimtes. Dit haaks op de flat gepositioneerde laagbouwblokje voegt zich in het stratenplan en schermt de collectieve tuin van de straat af.
Arbeiders
De Delftse hoogleraar Grandpre Moliere, ontwerper van de omringende woningbouw en spreekbuis van de traditionalistische architecten, vergeleek de flat met een gevangenis: ‘Als een genummerde van de Sing Sing, loopt de Rotterdamse arbeider op de galerij van zijn flat naar het nummer van zijn "home" te zoeken.’ De beoogde arbeiders kwamen er nauwelijks, want onder de eerste bewoners waren vooral ‘intellectueel en artistiek georiënteerde jonge gezinnen en vrijgezellen van beiderlei kunne:’ ambtenaren, kantoorbedienden, onderwijzers, en dergelijke. De Bergpolderflat is een belangrijk monument van het Nieuwe Bouwen.
Eind jaren tachtig voldeden de woningen niet meer aan de moderne eisen van geluids- en warmte-isolatie; in de meeste woningen zijn de schuifwanden niet meer in gebruik. Bij de grootscheepse renovatie begin jaren negentig door architectenbureau Op ten Noort Blijdenstein moest het uiterlijk zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. De woningen zijn via het ‘doos-in-doos’-principe geschikt gemaakt als seniorenwoningen.