Willem van Tijen (1-2-1894 Wormerveer – 28-5-1974 Zandvoort?)
Willem van Tijen (1894-1974) behoort tot de pioniers van de volkswoningbouw in Nederland. Voor de oorlog experimenteerde hij vooral met hoogbouw, zoals de Parklaanflat, de Bergpolderflat en de Plaslaanflat. Na de oorlog werkte hij vooral met industriële bouwsystemen, zoals in Zuidwijk en in Vlaardingen (Babberspolder, Westwijk). In 1969 kreeg hij de staatsprijs voor beeldende kunst en architectuur.
Irrigatie-ingenieur
Aanvankelijk wijst niets erop dat Van Tijen een belangrijk architect zal worden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog probeert hij als student rechten de militaire dienst te ontlopen door een willekeurige betrekking bij een mijnbouwonderneming in Nederlands-Indië aan te nemen. In 1917 is hij via Rusland, waar de revolutie op uitbreken staat, Siberië en Oost-Azië naar Sumatra gereisd. In 1919 is hij voor irrigatie-ingenieur gaan studeren aan de pas opgerichte technische hogeschool van Bandoeng. Hij was projectleider bij de bouw van een stuwdam in Java.
NV Volkswoningbouw
In 1926 keerde de in Wormerveer geboren civiele ingenieur wegens kinderverlamming terug naar Nederland. Tijdens zijn herstel in Amsterdam wordt zijn interesse in de woningbouwarchitectuur en de volkshuisvesting gewekt. In 1928 kwam hij in contact met Auguste Plate, voormalig directeur van de Dienst Volkshuisvesting. Zij stichtten de NV Volkswoningbouw Rotterdam. Tussen 1927 en 1929 bouwde de NV 30 betonnen woningen in Bloemhof, maar verdere projecten kwamen niet van de grond. In 1929 ging Van Tijen in Rotterdam wonen. Hij werkte vooral samen met de architecten Brinkman & Van der Vlugt en met J.H. van den Broek.
Hoogbouw
In 1932 realiseerde Van Tijen het woonwijkje De Pol met goedkope eengezinswoningen in Zutphen. In 1933 vestigde hij definitief zijn naam als architect met het flatgebouw aan de Parklaan. Hij ging zelf met zijn gezin op de bovenste verdieping wonen. Van Tijen had grote verwachtingen van hoogbouw, maar zag dit niet als oplossing voor het volkshuisvestingsvraagstuk. Hoogbouw bleef voorbehouden aan alleenstaanden en jonggehuwden. Met de Bergpolderflat uit 1934 realiseerde Van Tijen het prototype van de galerijflat. Het gebouw heeft een staalskelet en er worden geprefabriceerde standaard-elementen gebruikt. De beoogde doelgroep (arbeiders) kwam in deze betaalbare flats niet te wonen, maar vooral ambtenaren en onderwijzers. De derde belangrijke hoogbouw verrees in 1938 aan de Kralingse Plaslaan. Omdat de Bergpolderflat met zijn staalskelet en houten vloeren nogal gehorig was wordt deze flat in beton gerealiseerd. Tussen 1939 en 1953 woont Van Tijen met zijn gezin in deze flat.
Andere projecten
Behalve hoogbouw realiseerde Van Tijen in deze periode ook een dubbel woonhuis aan de Essenlaan (1936) en een vrijstaand woonhuis aan de Oudorpweg (1937) in Kralingen, woningbouw aan de Voornse Vliet (1934) en de Frans Bekkerstraat (1935) en in 1937 twee sportgebouwen: het clubgebouw voor de Rotterdamse Zeilvereniging aan de Kralingse Plas en de Rotterdamse Manege in het Kralingse Bos. In Amsterdam realiseerde hij met Hugh Maaskant en Mart Stam eind 1937 de eerste exemplaren van een later veelvuldig toegepast woningtype: de drive-in-woning.
Maaskant en Van Tijen
In 1937 is Van Tijen een samenwerking aangegaan met zijn jongere medewerker Hugh Maaskant (1907-1977). Maaskant verzorgde de utiliteitsbouw, Van Tijen de woningbouw. Maaskant bepaalde de vorm, Van Tijen de inhoud. Tussen 1937 en 1955 realiseerde dit architectenbureau het Nationaal Luchtvaartlaboratorium in Amsterdam, enkele bedrijfsverzamelgebouwen (de industriegebouwen aan de Goudsesingel en de Oostzeedijk en het Groothandelsgebouw), de Zuidpleinflat en veel woningbouw: Zuidwijk, de Bomenwijk in Delft, Babberspolder en Westwijk in Vlaardingen en projecten in Vlissingen, Den Haag en Amsterdam-Geuzenveld. Op het bureau werkten in die periode onder anderen Bakema, Groosman, Wissing en Romke de Vries. In 1953 verhuisde het bureau naar het eigen Groothandelsgebouw.
Shake-hands
Tijdens de bezetting is Van Tijen actief geweest bij de planvorming voor de wederopbouw van Rotterdam met de publicatie Woonmogelijkheden in het Nieuwe Rotterdam. Ook probeerde hij namens de architecten van het Nieuwe Bouwen te komen tot een verzoening met de traditionalisten rond Granpré Molière. Deze architectonische vertaling van de naoorlogse Doorbraak-gedachte wordt wel het huwelijk tussen beton en baksteen genoemd of shake-hands-architectuur. Van Tijen was eigenlijk de enige die hier iets van probeerde te maken in een -inmiddels afgebroken- woonblok aan de Dr. Zamenhoffstraat in Kralingen. In de stedenbouwkundige opzet van Zuidwijk is de Wijkgedachte terug te vinden, een stedenbouwkundige vertaling van het naoorlogse gemeenschapsgevoel. Na de oorlog was Van Tijen onder andere gemeenteraadslid voor de SDAP, redacteur van het vaktijdschrift Bouw en actief als volkshuisvestingsadviseur. In 1954 verhuisde Van Tijen naar Zandvoort. Hij vormde een nieuw bureau met M. Boom en J. Posno, waar later ook A. van Randen bijkwam. Het bureau werd in 1975 omgedoopt in Kokon en voortgezet door F. van der Seyp en F. van der Werf.
Staatsprijs
Het latere werk van Van Tijen wordt als minder interessant beschouwd. Zijn bureau was betrokken bij de bouw van een aantal bejaardentehuizen en standaardscholen (zoals bijvoorbeeld de Jan Prinsschool aan de Binnenrotte). Op zijn bureau waren enkele jonge architecten werkzaam die aan de basis staan van de vernieuwing in de architectuur van de jaren zestig, zoals Henk Klunder en Nico Witstok. Van Tijen zelf was betrokken bij de opzet van de eerste campus universiteit van Nederland in Twente en schakelde allerlei jonge architecten in voor de verschillende gebouwen: Piet Blom, Herman Haan en Joop van Stigt. Van Tijen had veel kritiek op de ideeën van deze jonge architecten, maar wilde ze toch de kans geven iets te bouwen. Behalve de staatsprijs in 1969 kreeg hij in 1972 nog een onverwacht eerbetoon, een eredoctoraat in de technische wetenschappen aan de Technische Hogeschool in Delft. In 1987 verscheen de monografie Architect W. van Tijen 1894-1974. ‘Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld…’ van Ton Idsinga en Jeroen Schilt.
Literatuur:
W. van Tijen – Een boekenkast opgeruimd, 1970
T. Idsinga, J. Schilt – Architect W. van Tijen 1894-1974. ‘Ik ben een rationalist, maar er is meer op de wereld…’, Den Haag 1987